Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [58]Ook zal het te dien dage geschieden, dat er [59]een groot gedruis [60]van den HEERE onder hen zal wezen, zodat zij een ieder zijns naasten hand zullen [61]aangrijpen, een eens ieders hand zal tegen de hand zijns naasten [62]opgaan. 58. De zin is: God de Heere zal hen niet alleen door zijne hand plagen, vs.12; maar ook door henzelven onder elkander; en ook door zijn volk, vs.14; verg. Ezech.30:21, enz. 59. Of, een groot rumoer, of getrommel, hetwelk hun de Heere aanjagen zal. 60. Hebr. des Heeren. 61. Hetzij vijandelijkerwijze; of uit angst en vrees, hulp en troost van zijne vriend, metgezel of naaste verzoekende; verg. Richt.7:22; 1 Sam.14:20; Ezech.38:21,22. 62. Hetzij om te slaan, of, gelijk het anderen verstaan, om hulp en bijstand te zoeken.